Ode aan Rik Torfs / Twitterfilosoof

Omdat een mens moet mee zijn met zijn tijd, ziehier: een Storify-verhaal. Alstublieft.

http://storify.com/margo_vs/ode-aan-rik-torfs

This bitter earth / Lamento

Tom Lanoye las vrijdag in CC De Grote Post in Oostende voor een laatste keer voor uit ‘Sprakeloos’, zijn literaire meesterwerk  uit 2009 waarin hij een ode brengt aan zijn moeder en de taal. Tegelijk is het ook een ode aan de Vlaamse moedertaal en couleur locale van het opgroeien als beenhouwerszoon in Sint-Niklaas, van het opgroeien als zoon van zijn flamboyante moeder. Maar de tristesse van het langzame verlies van haar woorden en verstand raakten mij bij het lezen van het boek veel meer dan hier, in Oostende, met Lanoye die laveerde tussen schrijver, performer en stand-up comedian en de aandacht voor het verhaal af en toe liet verslappen. Een moment was echter wel een prachtige, pijnlijke aanvulling op het boek. Een bitterzoete klaagzang op het leven en deze aardbol, in de vorm van één lied. En één zin, natuurlijk:

But while a voice
Within me cries
I’m sure someone
May answer my call
And this bitter earth
May not be so bitter after all

Tagged , , , ,

Omdat ik niet van mensen hield / Bart Meuleman

omdat ik niet van mensen hield, van het gif van hun aanblik,

van de wildgroei van hun voelen, het afzicht van hun denken,

van hun zwijgen de kanker, hun spreken

de doodsdrift,

zocht ik steun bij de wreedheid van dieren.

ik hou van grazen en aanvallen.

gras is mooi, bloed ook

nergens vind je zulke prachtige strepen

 

omdat ik ziek werd van mensen, van de aarzeling in hun daden,

de kern van alle denken

zag ik films in een donkere kamer over de savanne, volume op nul.

geleidelijk deden mijn hersens hun zin.

mijn beterschap was niet van deze wereld.

(Bart Meuleman, Omdat ik ziek werd. Amsterdam, Querido, 2008, zonder titel)

Omdat ik ziek werd is de derde dichtbundel van theatermaker en dichter Bart Meuleman, waarin hij in drie gedichtencycli zijn existentieel ongemak neerschrijft. Hij wordt ziek van mensen en zoekt steun bij de dieren. De bundel is een ode aan de dierlijkheid, gedachtenloosheid en een wraakoefening op de mens. Elke zin uit dit gedicht en elk gedicht uit deze bundel verdient eigenlijk een aparte blogpost, maar hun pijnlijke – talige- eerlijkheid komt samen nog veel beter tot zijn recht.

De dichter wordt outcast, die zich als eenling tegenover de mensen en de maatschappij plaatst. Misantroop tot op het bot. Ziek van mensen, ziek van hun bewustzijn. Van zijn eigen bewustzijn, ook. Dieren daarentegen volgen hun instinct, voelen geen doodsdrift noch menselijk verlangen. Wij als mensen maar denken, en denken. Niet kunnen stoppen met denken.

Daarom wil hij zich wikkelen in de warmte van de savanne, ergens ver weg. De laatste drie regels van het gedicht intrigeren: ‘zag ik films in een donkere kamer over de savanne, volume op nul. / geleidelijk deden mijn hersens hun zin./ mijn beterschap was niet van deze wereld.’ Niet alleen het volume zet hij op nul, maar ook zijn hersens. Een leegte creëren. Zijn bewustzijn uitgommen en beelden van de savanne op zijn ziel projecteren.

De algemene teneur van de bundel is relatief donker, alsof het ‘ik’ soms wil weglopen van het leven zelf, van zichzelf. In de eerste cyclus ‘wakker blijven’ komen existentiële vragen steeds terug: ‘dat men een leven lang op een wankele motor/ waarom waarom waarom waarom / aan de meeste dingen voorbijdraaft’. Het ik versnippert, valt uiteen en kan niet compleet worden. Dat maakt deel uit van de existentiële angst die hem ziek maakt:

de hersens, op hun eiland teruggedrongen, zien het lichaam langzaam

ziek worden, maken ter plekke aapachtige sprongen

ook in gewone toestand, bijvoorbeeld bij het winkelen, de liefde, het vergaderen,

het drinken,

moeten we loslaten hoe compleet we hoopten te worden.

De grote stoorzender is het bewustzijn van de mens: het zorgt er zelfs voor dat hij ook niet met zijn geliefde kan samenvallen, geen eenheid kan vormen:

samengelegd, liefste, zijn we een paar breuken

we steunen erop bij het lopen.

geraken daar waar een doel ligt, niet noodzakelijk

hetzelfde.

maar de bezinning krijgen we niet

afgeschud. we zijn helaas geen honden.

Hier zien we (zeker in het laatste vers) terug die hunkering naar het dierlijke, het bewustzijnsloze. Toch is de bundel niet uitzichtloos zwaarmoedig. Op het einde wordt de dichter letterlijk terug naar het leven gejaagd. En het is die ene zin waar het hier allemaal om draait. Ze behoeft geen uitleg, niet meer dan wat plaats, en een witregel of twee:

waar je moeder […] je terugjaagt naar het leven,

omdat je, zoals ze me toefluistert,

nergens beter bent.

Tagged , , ,

All is fair in love and war

Over de vervlakking van het cultuurdebat

All is fair in love and war, en dus ook in de cultuuroorlog die dezer dagen in de media woedt. Bijna-burgemeester van ’t stad Bart De Wever (N-VA) maakte van ‘culturele elite’ een scheldwoord en het zat er meteen bovenarms op tussen beide partijen. Er werd met modder gesmeten als met katten in het Antwerpse stadhuis en het in de media gevoerde culturele debat uitgehold tot gekibbel over plein- of straatnamen. Jammer genoeg schiet de culturele elite zichzelf daarmee in de voet.

“Een van de domste voorstellen die ik ooit vanuit de culturele sector heb gehoord”. Zo noemde Bart De Wever het voorstel van literatuurcentrum Behoud De Begeerte om het Pieter De Coninckplein in Antwerpen te (her)noemen naar de in 1997 overleden dichter Herman De Coninck. En ja hoor, voor we het goed en wel beseften was er een nieuw mediaoorlogje gestart. Want bij die uitspraak werd het niet gelaten: de culturele sector ging frontaal in de tegenaanval. Luc Coorevits, initiatiefnemer van Behoud De Begeerte, noemde De Wever op zijn beurt “een politicus die op zijn Vlaams-nationalistische pik is getrapt” en zei het debat over de naamswijziging van een ander plein wel te willen voeren. Nog even natrappen, dus: “De Groenplaats of de Grote Markt zijn ook goed voor ons.”

En daar knelt het schoentje: de logica van het hele debat snijdt geen hout. Men verwijt De Wever dat hij enkel polariseert en niet verzoent, maar daar zijn àlle stemmen in het huidige debat net schuldig aan. Dus ook die zogenaamde culturele elite. De Vlaams-nationalistische pik van de Wever, hoeft dat echt? Oproepen om de Groenplaats of Grote markt van naam te veranderen, een klein lacherig uitdaginkje aan hetzelfde adres, moet dat nu? Door het debat– dat wél mogelijkheden tot reflectie over de hedendaagse kunstensector biedt – op deze manier te voeren vergaloppeert de sector zich en wordt het debat op jammerlijke wijze uitgehold tot een rondje verwijten gooien. Zich verlagen tot de technieken die men een ander aanwrijft, is een culturele sector onwaardig.

Voilà. Het hoge woord is eruit: culturele sector. Waarom moet deze cultuuroorlog per se politiek gemaakt worden? De culturele sector profileert zich zo als de linkse cultureel correcte kerk die De Wever zo graag aanvalt. En dat hoeft helemaal niet. Want een polarisering én politisering van het debat betekent ook een vernauwing van dat debat: “Wij, de cultureel correcten versus Vlaams Nationalisten – of pars pro toto Bart De Wever” is iets wat niet élke cultuurminnende burger aanspreekt. En wat met N-VA kiezers die wel een culturele honger hebben? Ze zullen ongetwijfeld bestaan. Een ‘wij versus de ander’-discours zal voor De Wever meer garen spinnen dan voor de kunstensector.

Bovendien is dat wij-zij discours net iets waar kunst en cultuur zou moeten tegen reageren: wat is kunst meer dan je blikveld verruimen? Tracht het niet net iets universeels uit te drukken? In se zouden kunst en cultuur iets inclusiefs moeten zijn: men zou niemand op voorhand mogen uitsluiten, dus ook degenen niet die géén zin hebben in een vlakke, gepolitiseerde wij-zij discussie. En laat dat nu net zijn wat men doet: degenen die een grondig en genuanceerd debat over de huidige culturele sector en de uitdagingen waar ze voor staat willen voeren, uitsluiten. En dat is jammer.

Zo’n genuanceerd debat wordt vandaag niet op het publieke forum gevoerd, wat eigenlijk zou moeten. De enige manier waarop de artistieke sector de laatste tijd in het nationale nieuws komt (en manier waarop ze voor beroering zorgt) is met louter anekdotes; faits divers die niet representatief zijn voor het cultuuraanbod en -kwaliteit in Vlaanderen. Een kunstenaar die met katten gooit zorgt voor algemene verontwaardiging zonder dat men de moeite doet om eens echt te kijken waar het over gaat, en de naam van een plein beroert nu al een kleine week de culturele zieltjes.

Iedereen zit meteen op z’n paard zonder eerst vijf minuten stil te staan bij het eigen polariserende discours of de échte problematiek, die in ieder geval niet draait om een pleinnaam. Zo draagt ook de culturele sector bij tot de verzuring en vervlakking van het culturele debat en schiet ze zichzelf met veel bravoure in de voet.

 

Tagged , , , , ,

The often overlooked / de gevoelige kijker

Vrijdag hoorde ik een zin waarbij ik voor één keer niet wist wat denken. Tussen wijnglas en pint stelde iemand een vraag in het ijle, zonder echt antwoord te verwachten. Of toch: was ze naar mij, journalist in spe, gericht?  “Sinds wanneer melden ze in het journaal niet meer dat de komende beelden niet geschikt zijn voor gevoelige kijkers? Al de hele week zit ik te huilen bij het nieuws.” De vriendin in kwestie is bloedserieus. Letterlijk: ze vertelt mij over beelden van een kind dat met veel misbaar doorheen de massa van een persconferentie het ziekenhuis wordt binnengedragen. Zijn zieke, gelige kleur contrasteert met z’n oranje vestje. En dat het ernstig is wordt door de misselijkmakende close-up meteen duidelijk gemaakt. Het hoofdje schudt griezelig hard mee met de handen van de gejaagde dokters. En dan, in een neutrale, bijna makke voice-over zoals het een objectieve journalist betaamt: “Dit kind zal het niet halen.” Een rilling loopt over mijn rug. Ik bekijk de beelden opnieuw en opnieuw en ik denk aan haar tranen. Pas na die bewuste retorische vraag bemerk ik de zwaarte van de beelden. Met een onbestemd gevoel ga ik slapen.

De volgende dag valt mijn oog op één zin, in het midden van de boekenkast. Hoe kon ik ze vergeten? In dikke zwarte letters niets dan deze tekst: ‘The often / overlooked and every day observed’. Technisch gezien is dit geen zin, want er gebeurt niets. Er is enkel iets. Dat wat we elke dag waarnemen, maar over het hoofd zien. Het is de titel van een prachtige monografie en schilderijencyclus van Oostends beeldend kunstenaar Yves Velter. In lege grijswitte vlakken staren vreemde figuren ons aan zonder ogen of gezicht. Waar de ogen, mond en neus moeten zitten is het doek een fel wit vlak. De hoofden zijn leeg en zonder materie, en staren in het niets. Wie zien zij over het hoofd? Of zijn zij het die over het hoofd worden gezien?

The often overlooked and every day observed.

De zin wijst me met de vinger en een onduidelijk schuldgevoel nestelt zich in mijn buik. Hoe ver moeten beelden gaan tot we opmerken dat er mensen sterven? Kunnen we pas huilen bij het zien van onmenselijke miserie of een bloedfontein uit de slagader van een Palestijns kindje? Gaat het geweld in Syrië pas over de tongen als er meer dan honderd doden vallen? Als men vermeldt hoeveel kinderen er gedood zijn?

The often overlooked and everyday observed: het zijn de gewonden onder het puin, de stapel lijken in een put en de illegalen in het park van Oostende. We kijken wel, maar we zien niet. Ik kijk wel, maar ik zie niet.

Toch zijn wij zelf – de blanke middenklasse, de media, pick your favourite – evengoed the often overlooked. Kijken we genoeg naar binnen? Nemen we ons eigen gedrag en manier van kijken wel genoeg op de korrel? De vraag is niet meer of er eelt op onze ziel gegroeid is, maar hoe hard en ondoordringbaar die laag geworden is. Wanneer die eelt onze aderen en ogen zal doen verstoppen en we überhaupt niet meer kijken. Niet naar binnen noch naar buiten.

Tagged , ,

“The whole universe is like some big FedEx box.”

Het is zo verleidelijk om het hier te hebben over die ene zondagse zin, tot in den treure herhaald; iets met een plaat en een idioot, in een schril stemmetje vol frustratie en chagrijn. Maar ik doe het niet. Ik kies vandaag voor de pracht van taal. Voor de ogenschijnlijk simpele schoonheid van de zinnen van Haruki Murakami, de Japanse schrijver die twee weken terug nog net naast de Nobelprijs literatuur greep. Van mij krijgt Murakami bij deze wel een onderscheiding. Uitgereikt door het enige lid van het comité. Die voor de mooiste zin van de afgelopen zomer. Mag dat ook? 

Want je hebt zo van die zinnen. Je leest maar door, hongerig naar wat nog komt, bijna vergetend wat net gezegd is. Maar dan valt je oog op één regel. En overvalt je het gevoel dat je niet anders kan dan deze zin in een klein potje bewaren, dat heel ver weg te brengen en helemaal voor jezelf te houden. Of de keten van woorden steeds opnieuw luidop lezen tot ook de klanken hun betekenis verliezen. En het niet meer zo erg is dat het jouw zin niet is.

Ergens in ‘Kafka on the Shore’ (2002), een Oedipaal coming of age-sprookje waarin de 15-jarige Kafka Tamura wegloopt van zijn kattenmoordende vader, duikt de vreemde figuur van Colonel Sanders op. Hij is het witgesikte boegbeeld van de Amerikaanse fastfoodketen Kentucky Fried Chicken en in dit geval ook pooier in de achterafstraatjes van Takamatsu. Als icoon van de Amerikaanse cultuur en het kapitalisme verkondigt hij merkwaardig genoeg filosofische ideeën van Plato, Hegel en co. Maar dan wel op z’n Murakami’s: “Listen, every object’s in flux. The earth, time, concepts, love, life, faith, justice, evil – they’re all fluid and in transition. They don’t stay in one form or in one place forever. The whole universe is like some big FedEx box.”

De kosmos herleid tot een doos die steeds weer dooreen wordt geschud. De schoonheid van deze zin schuilt in haar ongekunsteldheid. Er staat geen woord teveel. De sobere taal van Murakami laat de lezer genoeg ademen. En dat is nodig, want de eenvoud van Murakami’s zinnen – en zeker deze –  zijn bedrieglijk. Ze lijken zomaar eventjes neergepend, omdat ze zo gemakkelijk lezen. Maar net zoals in de jazz waar Murakami zo van houdt – hij had in een vorig leven nog een jazzbar – worden de teugels van de structuur zeer strak gehouden. Het is steeds complexer dan het lijkt. Op die manier smokkelt Murakami op een zeer vernuftige manier metafysische bespiegelingen in zijn werk, zonder dat het pedant of storend wordt. Want de vreemde personages, allen met een serieuze hoek af, spuien evengoed vulgaire praat en katten praten ook. En hoe kan je dit beter samenvatten dan met een quote van de Amerikaanse cult- en pulpschrijver Charles Bukowski? “An intellectual says a simple thing in a hard way. An artist says a hard thing in a simple way.” Murakami balt absurditeit, metafysische bespiegelingen en simpele schoonheid in één zin. Dat verdient toch een prijs.

Tagged , ,

Zinnenprikkelend

Zinnen vind je overal. In een godvergeten boek op de rommelmarkt,een film waarvan je de naam vergeten bent of zelfs (zucht) de zoveelste verkiezingsfolder. In deze blog schrijf ik over de ethiek en esthetiek van zinnen, hun verrukking of verachtelijkheid, hun afkomst en ja, bekomst. Elke week raap ik voor u één zin op en laat u baden in woorden. Zinnenprikkelend.